Steden zo gebouwd om autogebruik en consumptie te stimuleren, zegt Rushkoff

Om klimaatverandering – het grootste marktfalen ooit – aan te pakken, moet consumptie van fossiele brandstoffen – door onder andere auto’s – drastisch verminderen. Maar waarom is deze consumptie in het Westen uberhaupt zo hoog? Omdat we consumptiegoederen en auto’s zo prettig vinden, of ook omdat onze samenlevingen zo zijn ingericht om onze consumptie en autoverbruik ‘op peil’ te houden?

Auteur Douglas Rushkoff bevestigt dit laatste, althans voor de VS – in een Tegenlicht reportage (zie video-interview onderaan). De hele bouw van Amerikaanse steden en infrastructuur is ingericht om autogebruik te stimuleren, aldus Rushkoff. Toen in de jaren 30 en 40 de autoindustrie opkwam, zocht ze manieren om de autoverkoop te stimuleren. Autofabrikanten stelden aan president Roosevelt voor om de suburbs (voorsteden) ver weg van de steden te bouwen en om vooral geen treinrails aan te leggen in de buurt van deze suburbs. Je moest daardoor dus wel de auto pakken om vanaf je suburb naar je werk in de stad te komen. Autofabrikant General Motors verzocht de regering vriendelijk om de nodige autowegen aan te leggen.

Het hoge autoverbruik is dus niet het gevolg van een natuurlijke trend, aldus Rushkoff, maar het gevolg van politieke beslissingen.

In feite is al onze consumptie deels het gevolg van stedelijke planning, zegt Rushkoff. De hele bouw van wijken en steden is erop gericht om mensen en families een individueel leven te laten lijden, zodat (een simpel voorbeeld van Rushkoff) mensen niet gemeenschappelijk gaan barbequeen maar iedereen zijn eigen barbeque aanschaft. “Minder sociale relaties, is goed voor de economie”, zegt Rushkoff.

Automobile dependency

De General Motors Streetcar Conspiracy is nog een voorbeeld van hoe de auto-industrie hun markten creëert; tussen 1936 en 1950 kocht een investeringsfonds, bestaande uit onder andere General Motors, massaal de elektrische tramstelsels op van een groot aantal steden om ze om te vormen tot olieslurpende busmaatschappijen. Veel steden verloren zodoende hun zuinigere tramvervoer en werden afhankelijker van auto’s en bussen.

Ook in Europa heeft de autolobby een flinke invloed op de politiek, volgens voormalig europarlementariër Kathalijne Buitenweg en het Corporate Europe Observatory[1].

Zijn elektrische, schonere, klimaatvriendelijke auto’s de oplossing? De documentaire ‘Who Killed the Electric Car‘ (2006) laat zien hoe de olie- en auto-industrie – en (weer) General Motors vooral – in de jaren negentig voorkwam dat de elektrische auto het licht zag. Zodra die politieke lobby overwonnen wordt, kunnen we eindelijk meer elektrisch gaan rijden.

De invoering van de elektrische auto is ongetwijfeld een stuk klimaatvriendelijker, maar we moeten ons volgens Ozzie Zehner (2012) ook de volgende vraag stellen[2]:

“Kunnen we misschien beter de structuur en het doel van onze transportsector ter discussie stellen in plaats van ons slechts te richten op alternatieve voertuigen? Misschien. Maar in tijden van energienood kijken wij Amerikanen eerder naar technologische oplossingen in plaats van de onderliggende omstandigheden waaruit onze energiecrisis ontstaat.”

________________________________________

[1] De relatie tussen de VS en Europa speelt bovendien een grote rol. Zoals Noam Chomsky in 1977 stelde, had de VS er een groot belang bij om Europa (en Japan) na de Tweede Wereldoorlog te veranderen in een op olie gebaseerde economie, deels om de Amerikaanse invloed over Europa (en Japan) te vergroten. “Europa en Japan hebben allebei kool, maar het is beter voor de VS als ze afhankelijk zijn van een buitenlandse, door de VS gecontroleerde bron van energie”, aldus Chomsky.
[2] “Might we be better served to question the structure and goals of our transportation sector rather than focus so narrowly on alternative vehicles? Perhaps. Yet during times of energy distress we Americans tend to gravitate toward technological interventions instead of addressing the underlying conditions from which our energy crises arise.” – (Ozzie Zehner 2012)

Meer:

Plaats een reactie